Geefzingend en half vraagfluisterend –
dat ben je verplicht aan het onmooie.
Je wilde het bos en het pad door het bos zijn.
Het pad dat je kunt laten zingen – zingen
als je stampt – als er kan worden gestampt.
Het pad dat een lint is, een door de zomerbui
achtergelaten lint, een stropdas met polkadots.
Niets is meer zo, niets meer kunnen – niets.
Verwond, een lage tak of zo – of zo, want pijn
verbrandt aandacht. Schuilen – naast het pad,
onder de beuk die op zijn bast tronies heeft
en kniest om de regen – daar schuilen.
De nacht vergeeft – het bos vergeet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten