Koko heeft zijn rode fez en rijdt het geitje,
rijdt het geitje en heeft zijn rode fez.
Koko weet de weg, weet hoe dat moet, goed
hoe het moet en gaat waar de Rijnmeisjes zijn.
Waar de Eemsmeisjes zijn en de Scheldemeisjes.
Koko neemt wat spaties en zegt dan ja.
Zegt dan ja, ja, jaja, ja, omdat hij nee bedoelt.
Koko gaat waar de Maasmeisjes zijn.
Koko wil weg, ver weg, wil weten en hoort
hoe goed en fijn de Rijnmeisjes zingen,
De Eemsmeisjes praten en Scheldemeisjes lachen.
Koko hoort de Maasmeisjes niet, alsof zij zwijgen.
Waarom kijk je zo, Koko? Ben je triest?
Ik treur, treur, treur, omdat ik vrolijk ben.
Het leven rent aan mij voorbij als mijn geitje.
En als ik er niet meer ben, treur, treur dan niet.
Want dan nog is mijn geitje op stap, stap, stap.
Dat doet alleen mijn geitje dan, mijn geitje dan.
Daarom ben ik vrolijk, daarom triestig tegelijk.
Het is daarom dat ik op mijn geitje, mijn geitje rijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten