zondag 29 mei 2011

Eilanden

Welbeschouwd zijn er enkel eilanden.

Zij die aan de wolken zien waar land is,
zullen vissers zijn of dromers of kapers.

Het aantal palen met cijfers neemt toe als
men van het strand weggaat. Op de plek

waar men de branding doof is, zijn er die
eten krijgen, omdat zij eilanden bezingen.

Nog verder weg wordt het bestaan
van oceanen ontkend – het water is zoet.

Men ziet meren als eilanden van water.
Zou dus het land als een schip zijn?

Dan ligt hij kop, dan ligt hij munt.
Dan ligt hij dagen achtereen en kraakt.

Welbeschouwd zijn er enkel meren,
waarvan het grootste om de wereld ligt.

maandag 16 mei 2011

Ik, ik, ik

Ik heb een kale plek, ik heb twee huizen
een in een buitenwijk en een in de lucht

ik heb wolken en een ondiepe vijver
een broek zonder bretels waarin ik verzuip
ik zeg dank u tegen de oude wijze kater
tegen stenen zwijg ik gepast, ik fluit, sta
vroeg op, ik heb een blauw oog en een groen

ik heb een dino op een plank, een fiets
waarmee ik de stad in rij, want daar is waar ik denk

ik heb gedachten maar zij gaan te voet
ik moet denken en daarna het gelag betalen.
ik heb
koud water.

zondag 1 mei 2011

Schipbreuk

Dat we ons niet herinneren hoe we
in die grenzeloze draaikolk verdwenen.

Hoe we moesten zwemmen toen en niet
wisten naar welke oever van de grote, grote

Groningse oceaan. Dat we de Vismarkt
wilden geven voor een zeepaard,

of beter nog een dolfijn, die naar zijn aard
te hulp zou schieten en ons en onze levens

met zich mee zou nemen. Dat we niet
begrijpen, terwijl we Kijk in 't Jat heten,

waarom hij liever aapje Zoutstraat draagt.
Schipbreuk kun je niet aan dwazen overlaten.