zaterdag 31 december 2011

Dartclub de Stee (ready made)

Dartclub de Stee is opgericht onder
de naam de Drie Linden. Door drie
fanatiekelingen Henk, John en Johan
in de wijk de Neel in Prinsenbeek.

Sinds januari 2011 is de thuisbasis de Stee
aan de Haverdijk in Prinsenbeek en zodoende
is ook de naam aangepast in De Stee.
Na een paar jaar gedart te hebben met

een 10tal darters in de Drie linden zijn we
met 6 spelers in de Competitie gaan spelen.
Dartclub De Stee bestaat uit 6 leden nl. 5
mannelijke darters en een vrouwelijke dartster.

Onze darters nemen regelmatig deel aan diverse
rankings en toernooien in westbrabant.
Na 1 jaar in de derde divisie gespeeld te hebben
zijn we gepromoveerd naar de 2e divisie

In 2011 is het dan eindelijk gelukt en spelen
we na jaren net niet nu in de 1e divisie.
Als er geen competitie is, darten wij thuis
bij de Stee aan de haverdijk in Prinsenbeek.

Iedereen is welkom om een partijtje mee te gooien
(mits er geen competitie is) op woensdagavond
van 20 tot ongeveer 23 uur. Voor verdere
informatie kunt u de site bezoeken.

maandag 12 december 2011

Pareidolia

Een vogelstem heeft de stemvogel.
Wat hij vergeet te zeggen, prevelt
vanonder zijn spekzolen vandaan
als hij door het grasland tsjilpt.

Zwarte vogels ziet hij, omdat hij
ze hoort (al spreekt de kraai
een slecht soort Nederlands – iets
tussen gestamel en zwijgen in).

Van de vogelschrik houdt de vogel,
die alle vogels voor familie houdt.
Takgelijkend vindt hij, dat hij
het meest op een gedecoreerde lijkt.

Een walnootmening herbergt hij,
een schaalstok en een goudvisgeheugen.
Hij heeft een kraaiengezicht, maar
zijn stem hoort het ganse volk.

zaterdag 22 oktober 2011

Om niets te vergeten

Neem met slaaphanden het uitzicht
op het volle. Een blinde muur bijv.

of een open veld. Neem schroeven
om de zon op de vloer te houden,

Pritt om de wind in het papier
te bewaren. Een koperen naamplaatje

nog, met krulletters, omdat je wel
moet weten wie daarbinnen zo

bladerdeeg gelukkig is: jij – met losse
pols om na te laten wat je wilde.

Bergen zand tot aan de brievenbus –
daar begint het. Ja, een mens moet

heel wat schrijven, heel wat slapen,
heel wat achterlaten, heel wat –

dinsdag 30 augustus 2011

Onze kinderen

Onze kinderen willen in de regen
geen hoeden dragen. Ze zeggen

dat het goed gaat – goed zonder gaat.
Op de buitenkant van hun handen

schijven ze: niet vergeten. Ze hebben
van ons de oren, hebben een eigen stem.

Daarbij balt het trogdiep in
hun broekzakken. Natuurlijk zijn wij

jaloers – zij hebben onze blik niet.
En wij hadden zo graag gekeken.

vrijdag 29 juli 2011

In maaimoand

In maaimoand wordt tied geboren.
Gain wonder dat elkenain dizze moand
joareg is, of wel aine kent dij of dat t is.

Wie bennen moar slichte kiender –
denken dat t apmoal kiezels bennen
en gruit en zeggen dat t aal zo blieft.

Moar as wie henkieken, zain wie
bonken van dairen (hond en vos, kat
en hond, moes en kat, man en moes)

Doagen hebben heur nummer, baaisten
heur stee. Wie bezetten ons leven, gliek
kovviedrinkers op platdak bie V&D.

dinsdag 5 juli 2011

Opbergen

Iemand die de weg kent, zich geeft
in het bochtige en gaat – verdwenen

op de plek om in te wachten
voor torenspits, gevels, gevels, stoplicht –

die heeft het goed gedaan.
Eerst was er niets om de stad in op te bergen.

Uiteindelijk was er ergens nog een karton.
Het etiket op de zijkant bijt: melktanden.

Daar kan dan nog wel bij,
hoe we van niets en nergens weten.

zondag 29 mei 2011

Eilanden

Welbeschouwd zijn er enkel eilanden.

Zij die aan de wolken zien waar land is,
zullen vissers zijn of dromers of kapers.

Het aantal palen met cijfers neemt toe als
men van het strand weggaat. Op de plek

waar men de branding doof is, zijn er die
eten krijgen, omdat zij eilanden bezingen.

Nog verder weg wordt het bestaan
van oceanen ontkend – het water is zoet.

Men ziet meren als eilanden van water.
Zou dus het land als een schip zijn?

Dan ligt hij kop, dan ligt hij munt.
Dan ligt hij dagen achtereen en kraakt.

Welbeschouwd zijn er enkel meren,
waarvan het grootste om de wereld ligt.

maandag 16 mei 2011

Ik, ik, ik

Ik heb een kale plek, ik heb twee huizen
een in een buitenwijk en een in de lucht

ik heb wolken en een ondiepe vijver
een broek zonder bretels waarin ik verzuip
ik zeg dank u tegen de oude wijze kater
tegen stenen zwijg ik gepast, ik fluit, sta
vroeg op, ik heb een blauw oog en een groen

ik heb een dino op een plank, een fiets
waarmee ik de stad in rij, want daar is waar ik denk

ik heb gedachten maar zij gaan te voet
ik moet denken en daarna het gelag betalen.
ik heb
koud water.

zondag 1 mei 2011

Schipbreuk

Dat we ons niet herinneren hoe we
in die grenzeloze draaikolk verdwenen.

Hoe we moesten zwemmen toen en niet
wisten naar welke oever van de grote, grote

Groningse oceaan. Dat we de Vismarkt
wilden geven voor een zeepaard,

of beter nog een dolfijn, die naar zijn aard
te hulp zou schieten en ons en onze levens

met zich mee zou nemen. Dat we niet
begrijpen, terwijl we Kijk in 't Jat heten,

waarom hij liever aapje Zoutstraat draagt.
Schipbreuk kun je niet aan dwazen overlaten.

dinsdag 12 april 2011

Er bestaat

De avond valt en het is november.
In de huizen wordt vlees gegeten.

Twee vogels zitten op de zelfde draad.
Ze nemen de kleur van de nacht aan.

Door het water op het asfalt gaat
een vouwlijn en wie weet hoe het zit,

weet hoe men daarin verdrinken kan,
eerder nog dan in een oceaan.

Elke dag is er een moment dat het leven
buiten zich beperkt tot geblaf.

Dan rolt er een dieseltrein voorbij.
Hij neemt het geluid van de nacht over.

Er bestaat een geleidelijk vergeten.
Er staan hekken in het paradijs.

vrijdag 8 april 2011

Bij de kleine rots

Bij de kleine rots is het onderwaterhuis.
Staat daar om af te brokkelen. Daar spelen

vadertje en moedertje ons. Bovenop de berg
staat een stopgarendier dat bellen blaast.

Dat daar – maak er een foto van – kan
een reuzenschip zijn. Het was zo'n klim.

De kinderneusjes zien eruit als souvenirs.
We moesten maar weer eens naar huis.

Willen niet, weten niet wat we zien.
We verdwalen, ook nu we weer teruggaan.

dinsdag 15 maart 2011

Me afleren

Me afleren als zwemmer –
wat zijn tranen toch badcel,
muziek misthoorn – moet ik.

Dat moet en als zomervogel,
ja als vogel en als handenwringer –
wat tolt het licht.

Als teller – harenteller, geigerteller
en die van de woestijnen
en andere luchtoorden.

Per ongeluk heb ik eens een berg verplaatst
toen ik uitrustte aan de voet ervan.

Het vuur dat ik daarbij in mijn hoofd
balanceerde, raakte de grond.

Tenslotte krijgt de zwarte brander
in het duistere bos gelijk.

Me afleren als spons erover – moet ik.

maandag 28 februari 2011

Maart beweegt

Alle lente met ingehouden geluid,
truc als uit de mouw verbeterd geluk.

Het zou kunnen breken, het zou
passanten kunnen aanspreken.

Het is er voor wie te kort komt,
voor de zon die uit de maand klappert.

De lucht, vals katje, krabt en blaast.
Nat wasgoed applaudisseert.

Tak met één blad wuift naar
de maartmezen – hallo, terug?

zondag 27 februari 2011

Katten

We wilden wel eens zien
hoe een en ander zich voordeed. De gids

liep voor ons uit en wees op patronen, die we
na een tijdje werkelijk begonnen te herkennen.

Wat die jongen allemaal weet, dachten we.
Op den duur zagen we niets meer anders.

Toen de avond viel en de temerige stilte niet
meer viel te slijten, verdwenen de straatstenen.

Het was tijd geworden om iets te gaan eten.
Trek in eten moet immers worden opgebouwd.

Het mes en de vork waren in servetten gewikkeld
waarop – zie eens – bloemen waren gedrukt.

Ook die bewering bleek te passen, net als
de katten die daar in de erkers sliepen.

vrijdag 11 februari 2011

Jazz

Een Gronings gedicht van bevriende dichter Eldert Ameling.

Jazz

k Bin hier ien klaain keukentje,
wodder zit tegen koken aan.
Radiootje dut zien best.
Mor wat n gezuik noar jazz...

Din, noa n hail gepuul aan knop,
kraait n bloazer solo,
gekoakel, mingelmous van orkest
mit aner zenders op middengolf.

Eefkes lopt zender vot,
steuren komt boven ales oet.
Din road k watveur instermint k heur,
t eerste bloasinstermint noa geroezemoes.

Sumtieds dringt n stem op van n vraauw.
k Luster en wodder kookt.
Zender mit dij vraauw gaait vot
en wat zai zong was haildal gain jazz.

dinsdag 8 februari 2011

Koko

Koko heeft zijn rode fez en rijdt het geitje,
rijdt het geitje en heeft zijn rode fez.

Koko weet de weg, weet hoe dat moet, goed
hoe het moet en gaat waar de Rijnmeisjes zijn.

Waar de Eemsmeisjes zijn en de Scheldemeisjes.
Koko neemt wat spaties en zegt dan ja.

Zegt dan ja, ja, jaja, ja, omdat hij nee bedoelt.
Koko gaat waar de Maasmeisjes zijn.

Koko wil weg, ver weg, wil weten en hoort
hoe goed en fijn de Rijnmeisjes zingen,

De Eemsmeisjes praten en Scheldemeisjes lachen.
Koko hoort de Maasmeisjes niet, alsof zij zwijgen.

Waarom kijk je zo, Koko? Ben je triest?
Ik treur, treur, treur, omdat ik vrolijk ben.

Het leven rent aan mij voorbij als mijn geitje.
En als ik er niet meer ben, treur, treur dan niet.

Want dan nog is mijn geitje op stap, stap, stap.
Dat doet alleen mijn geitje dan, mijn geitje dan.

Daarom ben ik vrolijk, daarom triestig tegelijk.
Het is daarom dat ik op mijn geitje, mijn geitje rijd.

woensdag 2 februari 2011

Belladonna

Het raam hangt in de muur,
waarachter rond water, ronder
dan een schervengezicht, ontbiedt.

Daar blaft een hond. Daar schuift
een huis uit het licht. Verschuift,
omdat het zich van zijn plek wenst.

Op de plaats die vrijkomt
zit, in fondanten warmte, zij.
Badpak, wijn, vogelgefladder

tegen de tijd. Ze bloeit op.
Ze kijkt op, roodbruin, kijkt
je aan, kraakbarst tussen de ogen.

maandag 24 januari 2011

Poëzie in de postal


Tijdens de Landelijke Gedichtendag op donderdag 27 januari lezen van 13.00 tot 15.00 uur bijna 20 dichters voor tussen de koeien en de varkens in de potstal bij de Buitenplaats Reitdiep van Het Groninger Landschap. De dichters die meedoen zijn: Rik Andreae, Chris van Boetzelaer, Rudolf Brennikmeijer, Liesbeth Cavé, Trudy Dijkshoorn (winnares dichtwedstrijd Groninger Landschap 2010), Aly Freije, Trix Giebels, Margreet Graaff, Paul Janssen, Ânne de Jong, Jytte Kronig (vertaalster van o.a. Edith Södergran en Pia Tafdrup), Anna van der Laan, Emmie Muller, Erik Raven, Alie Stuulen, Marja van der Veen, Frits Visser, Lammert Voos en Nina Werkman.
Tijdens het programma, dat met koud weer op de warme deel wordt gehouden, is de winkel open. Naast warme chocolade- en anijsmelk, zullen hier ook de bundels te koop zijn van optredende dichters.
Het bezoekerscentrum is gelegen aan de Wolddijk 103 in Groningen (Noorder-hoogebrug).

donderdag 20 januari 2011

Puur wol

Even iets moois doen. Ik zou
de zomer kunnen kiezen, maar kies
de puur wollen herfst. De droom
van een droom gaat warm gekleed.

Het hek dat geen beesten leidt,
slaapt zijn roes uit. Net verwekt
maakt het kalf in de verregende geit
een schets van hoe het wordt.

Op zee kijkt men met ogen
als gaten in sokken onder een bed.
Het net dat geen vissen draagt,
wacht op de nachtovergoten tarbot.

Netten, hekken, water, sneeuw,
alles is van wol of draagt wol.
Zo puur loeit het geletterde dier.
Zo puur hakkel ik het gehakte.

maandag 17 januari 2011

Trijntje Soldaats

Daar lag hij: Het boek van Trijntje Soldaats, dit wereldberoemd-in-Groningen sprookjesboek, opgetekend in 1804 door een 11-jarige uit de mond van de huisnaaister Trijntje Soldaats. Daar lag hij, zo maar te koop een week voor mijn verjaardag. En dat was de derde keer dat ik hem te koop zag aangeboden. Twee maal eerder getwijfeld en getwijfeld en getwijfeld ... maar nú is-ie nu van mij. Niet het origineel van 1927, maar de fascimile herdruk van 1958, ter gelegenheid van 100 jaar Noordhoff's uitgeverszaak.

Veertiende vertelling
Daar was eenmaal een Boer die liep op weg bij Dorkwert en daar kwam een heer met koetsewagen aan en daar zat de koetsier voor op en de liefknegt stond agter op. En toen vroeg de Boer of hij met varen kon. Ja zeide de Heer. En hij ging er in de koets. En bij Kostverloren zeide hij ik moet er uit om mijn behoefte doen en zij hielden de koets stil en de liefknegt dat een zwarte was had ook hoogenoot en de Boer zag hem ook en meende dat het een duivel was maar zeide er niets van tegen de Heer maar nam de drek van knegt in een zakdoek en kwamen in stad en hij ging na de Apotheker toe en zeide manheer Apotheker dag Boer wilt gij ook duivels-drek hebben. Ja zeide hij maar is het regte wel: Ja zei de Boer ik heb gezien dat de duivel het gescheten het en hij kreeg er 1000 gl. voor.

zondag 16 januari 2011

bundel gereed

Mijn tweede bundel "Tegelijk groen" is gereed en onderweg naar Groningen. Ik heb 'm nog niet gezien, maar Chrétien vindt dat het een mooie bundel is geworden.
Dus ... op naar de winkel en bestel hem.

woensdag 12 januari 2011

Toukomst hebben

Vlaigmesienen, mijdörskmesienen,
paarkmesienen, dij binnen toukomst.

Loaten wie toukomst wezen. Dij woar
of dat k non in zit en doar k verleden in heb.

Ik leef wat lestens leefde: alens
schèl, zulver en schoem en tot an raand.

Ik drief ons n vaal lichtend wotter,
om derin te leren vot te zwemmen.

Zo as bie winterdag an weeromkerende
ganzen denken en an zun in koamer,

onopholdelk totdat braand oet is.
Kovvieprut taikent ons n helblaauwe locht.

Moak joe allinneg zörgen om t verleden,
toukomst is ja n om slik jeuzelnd kiend.

Ik drief ons gain pad, gain por, gain pluus.
Joen toukomst – krek mien verleden.

maandag 10 januari 2011

Juf

Als ik naar huis weer ga, juf, kan ik
zonder wieltjes met de tenen trappen.

Kan ik de peren op de appels delen,
als ik duinen en heuvelrugjes bak.

De kleurpotloden komen bij Lobith
mijn meikermisspookhuis binnen, dan

is de mokerslag op de hei gewonnen.
Een matras kost zeven maar en tien terug.

Vannacht, in strokartonnen pyjama, juf,
ga in ganzenpas niet met de hazen - slaap.

De nonnetjes en uiltjes zullen wel lachen,
maar ik hou mijn brave borst met d, met t.

Morgen, juf, kan ik jufs hartje vinden,
als ik juf stotterend dotteren moet.

maandag 3 januari 2011

Papieren hoofd

Ik heb, zei men mij, een papieren hoofd.
Dan kan ik het, gewis, wel thuis laten,
maar het staat zo mooi bij mijn vlezen hoedje.

Wat wordt gedaan, is nooit meer niet te doen.
Dus wil ik, als ik bijvoorbeeld met u kijk of we
ze zien wimperen, het eens af kunnen zetten.

Want wat komt er steeds weer van? Geritsel.
Zal mij daarbij begeleiden (zo gek ben ik ook) op
vuisttrompet, dijentrommel en ribfluwelen vleugels.

Zou daar ineens mee weg kunnen komen.
Men vindt, zo wijs, dat snedig en gewiekst
en (o, ben ik dat) laat schaar en lijmpot spreken.

zaterdag 1 januari 2011

Verwantschap

Van alle dieren
zijn wij het nauwst verwant aan de hond.

De hond daarop is verwant aan de beer,
waarvan jassen en mutsen worden gemaakt.

De verwantschap van kledingstukken
en ondergoed is eveneens onomstreden.

Het beste is gemaakt van kraplakrood
katoen uit India – daar blaten de bomen.

Dat maakt het kringetje rond.