maandag 28 februari 2011

Maart beweegt

Alle lente met ingehouden geluid,
truc als uit de mouw verbeterd geluk.

Het zou kunnen breken, het zou
passanten kunnen aanspreken.

Het is er voor wie te kort komt,
voor de zon die uit de maand klappert.

De lucht, vals katje, krabt en blaast.
Nat wasgoed applaudisseert.

Tak met één blad wuift naar
de maartmezen – hallo, terug?

zondag 27 februari 2011

Katten

We wilden wel eens zien
hoe een en ander zich voordeed. De gids

liep voor ons uit en wees op patronen, die we
na een tijdje werkelijk begonnen te herkennen.

Wat die jongen allemaal weet, dachten we.
Op den duur zagen we niets meer anders.

Toen de avond viel en de temerige stilte niet
meer viel te slijten, verdwenen de straatstenen.

Het was tijd geworden om iets te gaan eten.
Trek in eten moet immers worden opgebouwd.

Het mes en de vork waren in servetten gewikkeld
waarop – zie eens – bloemen waren gedrukt.

Ook die bewering bleek te passen, net als
de katten die daar in de erkers sliepen.

vrijdag 11 februari 2011

Jazz

Een Gronings gedicht van bevriende dichter Eldert Ameling.

Jazz

k Bin hier ien klaain keukentje,
wodder zit tegen koken aan.
Radiootje dut zien best.
Mor wat n gezuik noar jazz...

Din, noa n hail gepuul aan knop,
kraait n bloazer solo,
gekoakel, mingelmous van orkest
mit aner zenders op middengolf.

Eefkes lopt zender vot,
steuren komt boven ales oet.
Din road k watveur instermint k heur,
t eerste bloasinstermint noa geroezemoes.

Sumtieds dringt n stem op van n vraauw.
k Luster en wodder kookt.
Zender mit dij vraauw gaait vot
en wat zai zong was haildal gain jazz.

dinsdag 8 februari 2011

Koko

Koko heeft zijn rode fez en rijdt het geitje,
rijdt het geitje en heeft zijn rode fez.

Koko weet de weg, weet hoe dat moet, goed
hoe het moet en gaat waar de Rijnmeisjes zijn.

Waar de Eemsmeisjes zijn en de Scheldemeisjes.
Koko neemt wat spaties en zegt dan ja.

Zegt dan ja, ja, jaja, ja, omdat hij nee bedoelt.
Koko gaat waar de Maasmeisjes zijn.

Koko wil weg, ver weg, wil weten en hoort
hoe goed en fijn de Rijnmeisjes zingen,

De Eemsmeisjes praten en Scheldemeisjes lachen.
Koko hoort de Maasmeisjes niet, alsof zij zwijgen.

Waarom kijk je zo, Koko? Ben je triest?
Ik treur, treur, treur, omdat ik vrolijk ben.

Het leven rent aan mij voorbij als mijn geitje.
En als ik er niet meer ben, treur, treur dan niet.

Want dan nog is mijn geitje op stap, stap, stap.
Dat doet alleen mijn geitje dan, mijn geitje dan.

Daarom ben ik vrolijk, daarom triestig tegelijk.
Het is daarom dat ik op mijn geitje, mijn geitje rijd.

woensdag 2 februari 2011

Belladonna

Het raam hangt in de muur,
waarachter rond water, ronder
dan een schervengezicht, ontbiedt.

Daar blaft een hond. Daar schuift
een huis uit het licht. Verschuift,
omdat het zich van zijn plek wenst.

Op de plaats die vrijkomt
zit, in fondanten warmte, zij.
Badpak, wijn, vogelgefladder

tegen de tijd. Ze bloeit op.
Ze kijkt op, roodbruin, kijkt
je aan, kraakbarst tussen de ogen.